top of page

33

dat iedereen zeeziek aan boord blijft,

van blinde boreling tot dove grijsaard,

dat we het tij en de kolken weerstaan


dat niemand achter het net vist

of spartelt op het dek. ik wil geloven

dat ik in die gave vaart geloof


maar in het wiegende ruim

van dit stampende schip ligt een vracht

zonder gewicht, de buit van wrakduikers.


zolang de boeg de spiegel splitst

houd ik koers of sla ik op drift,

de herinnering voert me in een zigzaglijn


langs meisjes, vroegrijpe moeders,

naar waar ik voor anker lag, dobberend

in een bel vruchtwater, achter haar navel.



lees meer:

bottom of page