dat iedereen zeeziek aan boord blijft,
van blinde boreling tot dove grijsaard,
dat we het tij en de kolken weerstaan
dat niemand achter het net vist
of spartelt op het dek. ik wil geloven
dat ik in die gave vaart geloof
maar in het wiegende ruim
van dit stampende schip ligt een vracht
zonder gewicht, de buit van wrakduikers.
zolang de boeg de spiegel splitst
houd ik koers of sla ik op drift,
de herinnering voert me in een zigzaglijn
langs meisjes, vroegrijpe moeders,
naar waar ik voor anker lag, dobberend
in een bel vruchtwater, achter haar navel.
lees meer: