het kwik stijgt, omgekeerd evenredig
aan de afstand, je wang, een kookplaat.
in een reflex haal ik mijn hand weg
en haast me naar de koude kraan.
koorts stijgt tot in de haarwortels.
mijn hand zwelt en krijgt de kleur van magma.
je blaast er op alsof je pas gelakte nagels droogt.
hij dooft als ik hem in water doop.
je zalft me met zorg tot de hand
weer jeukt van honger, er groeit een korst over.
het wordt een klein gebrek dat je raakt.